Thijs en Evert Rinsema
Thijs Rinsema (1877-1947) en zijn broer Evert Rinsema (1880-1958) deden hun werk als schoenmaker met veel plezier. Maar het was ze niet genoeg. Thijs ging tekenen en schilderen en Evert zette zijn gedachten op papier. In 1914 komen beide broers via Theo van Doesburg in contact met het modernisme en raken erdoor geïnspireerd. Beiden gaan in de geest van het ‘nieuwe’ werken. Thijs maakt gedurfde portretten, dadaïstische collages en kubistische stillevens, terwijl Evert zijn prachtige bundel Verzamelde Volzinnen schrijft. Na 1930 doet het modernisme een stapje terug en zowel Thijs als Evert veranderen mee. Thijs gaat stillevens schilderen, waarin kleur, symboliek en abstractie de hoofdrol spelen en Evert publiceert nieuwe denkbeelden in Wat ik dacht.
Na hun dood dreigden beiden in de vergetelheid te raken. In Drachten wist deze of gene zich de broers Rinsema nog te herinneren, maar voor de meesten waren zij verleden tijd. Toch zou het uiteindelijk anders lopen. Thijs groeide uit tot een eigenzinnige kunstenaar, zich een plek verwervend in de geschiedenis van de schilderskunst en Evert trad met zijn volzinnen opnieuw voor het voetlicht. Thijs zijn kunst werd steeds vaker tentoongesteld en van Evert zijn werk kwamen twee nieuwe publicaties tot stand.
Theo van Doesburg
Theo van Doesburg is het pseudoniem van Christian Emil Marie Küpper. Hij werd geboren in Utrecht in 1883. Zijn eerste schilderijen signeert hij met de naam van zijn stiefvader Theo Doesburg, waar hij in 1902 het tussenvoegsel ‘van’ aan toevoegt. Van Doesburg staat bekend als één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de abstracte kunst in de 20ste eeuw. In 1917 start hij samen met onder andere Piet Mondriaan de kunstbeweging en het gelijknamige tijdschrift De Stijl.
In de Eerste Wereldoorlog in 1914 leert Van Doesburg, als sergeant gelegerd aan de Belgische grens, de Drachtster schoenmaker Evert Rinsema kennen. Met Evert en zijn broer Thijs blijft hij, mede door hun gemeenschappelijke interesse in beeldende kunst en literatuur, zijn verdere leven bevriend. Ze delen hun denkbeelden in een briefwisseling die van groot belang is voor de geschiedenis van De Stijl. Van Doesburg houdt Evert op de hoogte van zijn gedachten, zijn vriendschappen, maar ook van zijn ruzies met collega-kunstenaars. Want die waren er vaak: “zonder strijd komt niets tot stand…!”
Van Doesburg streefde zijn hele leven naar het bereiken van een eenheid van de schilder- en beeldhouwkunst met de architectuur. De eerste keer dat hij zijn ideeën in de praktijk kon toetsen, was bij zijn projecten in Drachten. Zijn werk hier vormde de opmaat voor een verdere carrière als kunstenaar-architect in binnen- en buitenland. Zo is er in Straatsburg nog altijd de cine-dancing Aubette te bewonderen. Hiervoor ontwierp Van Doesburg in 1928, in samenwerking met het kunstenaarsechtpaar Hans Arp en Sophie Taueber-Arp, de caféruimtes op de begane grond, de twee feestzalen op de eerste verdieping en de typografie in het gebouw. In ons museumcafé Petite Aubette krijg je een goede indruk van de uitvoering van zijn kleurideeën.
Als Theo last krijgt van heftige astma-aanvallen brengt hij veel tijd door in Zwitserland. Hier overlijdt hij onverwacht in 1931 aan een hartaanval. Theo van Doesburg is slechts 47 jaar geworden.
Kurt Schwitters
Kurt Schwitters wordt in 1887 geboren in een welgesteld middenstandsgezin. Hij volgt een opleiding aan de kunstacademie in Dresden. Vanaf 1907 is hij actief als kunstschilder met een impressionistische stijl. Tien jaar later sluit hij zich aan bij een groep expressionistische kunstenaars rondom Galerie Der Sturm. Het jaar daarop zoekt hij contact met Club Dada, een Berlijns groepje dadaïsten. In 1919 maakt hij een opmerkelijke collage, die hij Merzbild noemt. Vernoemd naar een fragment van een hierin verwerkte advertentie van de Kommerz und Privatbank, waarvan nog slechts de letters MERZ te lezen zijn.
In 1921 ontmoet hij Theo van Doesburg. Van Doesburg en Schwitters organiseren een reeks voorstellingen in Nederland. Dit doen ze samen met Nelly van Doesburg en Stijl-collega Vilmos Huszár. Samen laten ze het publiek kennismaken met het verschijnsel dada. Als uitvloeisel van deze dada-veldtocht vindt op 13 april 1923 in Drachten het solo-optreden van Schwitters plaats in de bovenzaal van hotel De Phoenix.
Behalve in Drachten bouwt Schwitters in heel Nederland een netwerk op van bevriende kunstenaars en andere personen, bij wie hij tijdens zijn visites thuis logeert. Hij betaalt zijn verblijf met kunstwerken, zoals collages. Maar ook met traditioneel geschilderde werken, zoals portretten en landschapjes. Zo maakt hij portretten van Thijs en Nel Rinsema en laat hij een geschilderd landschapje achter van de Noorderdwarsvaart in Drachten. Tot 1936 is hij met zijn gezin vrijwel jaarlijks in Nederland voor werk en vakantie.
In 1937 vlucht hij voor de nazi’s naar Noorwegen en vervolgens naar Engeland, waar hij in 1948 overlijdt. Kurt Schwitters wordt gezien als een nar; een grappenmaker, die tegelijkertijd de spot drijft met maatschappelijke misstanden. Een bescheiden man met een speelse geest, die grootse kunst heeft gemaakt. Zijn invloed reikt tot op de dag van vandaag.
Jan Planting
Jan Planting (1893–1955) woonde, met slechts één onderbreking vanwege militaire dienst, zijn hele leven in Drachten. Naast zijn werk als huisschilder volgde hij lessen aan de tekenschool. In zijn vrije tijd legde hij in schetsen mooie plekjes in de natuur vast en bestudeerde hij het werk van andere kunstenaars, zoals Ids Wiersma en Thijs Rinsema. Jan Planting legde op zeer gedetailleerde wijze het nu verdwenen Drachten met zijn vaarten en vele dwarswijken vast. Zijn honderden tekeningen en schilderijen vormen het belangrijkste deel van de topografische en cultuurhistorische atlas van de gemeente Smallingerland.
Met Jan Planting bouwde Thijs Rinsema een hechte vriendschap op. Deze ging zelfs zo ver dat Thijs hem, toen hij zijn einde voelde naderen, een bakfiets vol met zijn schilderijen bezorgde. Planting zou hiermee met enig prepareerwerk aan de doeken voldoende materiaal hebben voor menig nieuw kunstwerk. Gelukkig heeft hij de suggestie van Thijs niet ter harte genomen en kon het museum uit de erfenis van Planting een prachtige collectie werken van Thijs Rinsema aanschaffen. Jan Planting was blijkbaar teveel gehecht aan de werken van zijn vriend, om ze over te schilderen voor eigen gebruik.
Jan Planting wordt tot nu toe grotendeels gewaardeerd om de documentaire waarde van zijn werk en minder vanwege de artistieke kwaliteiten. Bij een nadere bestudering van zijn werk lijkt dit geen gerechtvaardigde conclusie. Zijn stillevens behoren tot de mooiste van onze collectie.
Ids Wiersma
Ids Wiersma (1878-1965) was een zoon van landarbeiders. Kleine Ids had echter een beperking. Doordat het ene been langer was dan het andere, was hij niet geschikt voor het boerenleven. Ids kreeg de ruimte om zijn talenten als kunstenaar ontwikkelen. Als één van de weinigen kreeg hij tot driemaal toe een koninklijke subsidie. In zijn tijd werd Wiersma zelfs een zeer bekend kunstenaar in heel Nederland.
In 1918 verhuisde de kunstenaar naar Drachten, waar hij een zeer productieve periode met werken in opdracht beleefde. Hij vestigde zich met zijn gezin in de Papegaaienbuurt, op het moment dat de woningen in 1921 opgeleverd werden. Ids en Thijs Rinsema tekenden samen naar de natuur: landschapsschetsen en portretten. Na de kennismaking met Theo van Doesburg en Kurt Schwitters sloeg Thijs echter een richting in die Ids verfoeide. De natuur werd ingewisseld voor het abstracte. Dat Thijs Rinsema en Ids Wiersma samenwerkten blijkt uit de portretten die ze van elkaar en hun echtgenotes maakten.
Sierd Geertsma
Sierd Geertsma wordt op 16 juli 1896 in Appelscha geboren als oudste zoon van Tjeerd en Wietske Geertsma. Zijn vader werkt als huisschilder in het familiebedrijf, dat vanaf 1859 van vader op zoon wordt doorgegeven. Door een lichamelijke beperking – Sierd werd met maar twee vingers geboren – wordt hij beperkt in de uitoefening van een ambacht. Maar hij blijkt heel goed te kunnen tekenen. Hoofdmeester Jan Okkinga ontdekt het talent en zorgt ervoor dat Sierd op de Groningse kunstacademie Minerva wordt toegelaten. Sierd krijgt daarvoor zelfs een koninklijke subsidie.
Zowel in zijn vrije teken- en schilderwerk als in zijn illustraties en reclameontwerpen toont Sierd naast een technische vaardigheid een groot gevoel voor compositie en kleur. Centraal in zijn werk staan zijn liefde voor de natuur en zijn grote sociaal-maatschappelijke betrokkenheid. Het landschap rond Appelscha is een geliefd onderwerp bij de kunstenaar. Om inspiratie op te doen, trekt hij vaak op de fiets de vrije natuur in. Als schilder heeft Geertsma een geheel eigen, herkenbare stijl. In zijn kleurrijke schilderijen klinkt zijn waardering voor het werk van schilders als Vincent van Gogh door. Het schilderen met heldere kleuren in gescheiden toetsen, zal lange tijd zijn handelsmerk blijven en bepalend zijn voor de herkenbaarheid van een belangrijk deel van zijn oeuvre.
Lou Loeber
Mede door de tentoonstelling Vrouwenpalet, die in 2022 vele bezoekers naar Drachten trok, is de aandacht voor vrouwelijke kunstenaars flink toegenomen. Lou Loeber (1894-1983) begint op jonge leeftijd al te experimenteren, op zoek naar een eigen stijl. Die voert haar in de richting van het kubisme en De Stijl. Volledige abstractie vindt ze te elitair: vanuit haar socialistische idealen wil ze kunst voor een groot publiek toegankelijk maken. Als ze trouwt, blijft ze schilderen en daarom wil ze geen kinderen. Haar man gaat daarmee akkoord. Het is een onconventionele keuze voor een vrouw uit die tijd, maar voor Loeber is het duidelijk; haar hart ligt bij het schilderen.
H.N. Werkman
Hendrik Nicolaas Werkman werd geboren in 1882 als middelste zoon van veearts Klaas Jacob Werkman en Grietien Alingh Louwes. Na zijn middelbare schooltijd op de HBS was hij een korte periode actief in de journalistiek. In 1908 vestigde hij zich met een eigen drukkerij in Groningen. Het oudste bekende schilderij van Werkman dateert uit 1917. In 1919 werd hij lid van de Groninger kunstkring De Ploeg. Na de verhuizing van de drukkerij naar een pand aan de Lage der Aa begon een nieuwe creatieve periode voor Werkman, met het door hem geproduceerde en internationaal verspreide tijdschrift The Next Call (1923-1926). Ook maakte hij ‘druksels’ op een handpers. Zijn werk werd intussen niet alleen in Groningen geëxposeerd, maar bijvoorbeeld ook in Parijs (1930).
Vanaf het begin experimenteerde Werkman met zijn druksels. Vanaf 1929 gebruikte hij de zijkant van de inktroller om ermee te tekenen. Ook bracht hij met de inktroller de kleur direct op het papier aan, in plaats van dat via de drukpers te doen. Vanaf circa 1935 werkte hij met sjablonen, die hij uit papier sneed. Zo ontstond de serie prenten Hot Printing.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam Werkman in contact met August Henkels, Adri Buning en Ate Zuithoff en onder de naam De Blauwe Schuit produceerde het viertal veertig uitgaven, waarvan Werkman het drukwerk en de illustraties verzorgde. Op 13 maart 1945 werd Werkman gearresteerd door de Sicherheitsdienst, mogelijk omdat hij ervan werd verdacht illegaal drukwerk te maken. Op 10 april, samen met negen andere gevangenen, werd Werkman in Bakkeveen gefusilleerd.
Siep van den Berg
Beeldend kunstenaar Siep (Sijbren Ridsert) van den Berg werd als tweede zoon van een smid geboren in 1913 in het Friese dorp Tirns. Hij bezocht de ambachtsschool in Sneek. Van den Berg werd huisschilder en tekende en schilderde in zijn vrije tijd. In 1930, toen hij zeventien was, schilderde hij zijn eerste olieverfschilderij; een bloemstilleven. In datzelfde jaar tot aan 1933 volgde hij de opleiding tekenen en boetseren aan de Avondnijverheidsschool in Groningen. Hier krijg hij onder anderen les van Ploeglid Jan Altink. In 1938 zag de kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman bij een bloemist een bloemstilleven van Van den Berg staan. Werkman nodigde de jonge kunstschilder uit voor een kennismaking die later uitmondde in een mentorschap en vriendschap.
Aanvankelijk schilderde Van den Berg ‘naar de natuur’, zoals landschappen, stillevens en portretten. Na de oorlog veranderde zijn stijl. Niet alleen heeft H.N. Werkman grote invloed op hem gehad, ook zijn vele reizen naar Parijs zorgden voor een verandering in zijn oeuvre. Zijn stijl ontwikkelde zich in deze periode via het kubisme naar geometrische abstractie.
Toen Siep naar de Randstad verhuisde, werd zijn werk abstract met een constructivistische inslag. Met een beeldend idioom bestaande uit vierkanten, rechthoeken en het gebruik van de primaire kleuren rood, geel, blauw en zwart en wit, maakte hij grootschalige werken. Als gevolg van een verlamming die zich in de zomer van 1966 openbaarde, kon hij jarenlang geen doek op een ezel zetten. Met grote wilskracht revalideerde hij in Beatrixoord in Haren. Vanaf februari 1974 huurde hij een atelier aan de Brouwersgracht in Amsterdam. Hij heeft daar tot zijn dood in 1998, aangemoedigd door vrienden en door zijn partner Niesje Hoek, honderden kleurrijke, constructivistische composities in verschillende afmetingen geschilderd.