De kunststromingen
De collectie van Museum Dr8888 geeft een boeiend overzicht van de beeldende kunst in de twintigste eeuw. Van het Interbellum via Fries Expressionisme naar hedendaagse kunst. De nadruk ligt op werken uit het Interbellum (periode tussen de twee wereldoorlogen) en het verhaal van de gebroeders Rinsema uit Drachten. Zij kwamen in contact met de internationale avant-garde en haalden vertegenwoordigers van De Stijl en Dada naar deze regio. De collectie omvat werken van klinkende namen als Theo van Doesburg en Kurt Schwitters. De filosofische bespiegelingen van Evert Rinsema (zijn zgn. aforismen) en de beeldende kunst van zijn broer Thijs zijn ruim vertegenwoordigd in onze collectie.
De Stijl
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) hebben Nederlandse kunstenaars bijna geen contact met hun collega’s in andere landen. Om met elkaar in gesprek te komen, wordt in 1917 onder andere door Theo van Doesburg het tijdschrift De Stijl opgericht. Dit tijdschrift is een platform waarop kunstenaars hun gedachten over de kunsten kunnen delen. Het tijdschrift wordt een begrip in de kunstwereld en groeit uit tot een kunstbeweging. Onder hen bevinden zich schilders, beeldhouwers, vormgevers en architecten, met bekende namen als Piet Mondriaan, Bart van der Leck en Gerrit Rietveld. De Stijlleden streven naar een universele beeldtaal waarbij de grenzen tussen schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur en vormgeving samen zouden vloeien in een alles omvattende kunstvorm. Deze universele stijl moest onderdeel uitmaken van de leefwereld van de ‘nieuwe mens’ en zodoende leiden tot een betere maatschappij.
De belangrijkste theoretici van De Stijl zijn Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. Zij zijn op zoek naar een universele uitbeeldingsvorm, die Mondriaan de ‘Nieuwe Beelding’ of ‘neoplasticisme’ noemt. De rechte lijnen en de primaire kleuren rood, blauw en geel spelen naast zwart, wit en grijs een belangrijke rol. Decoraties, ornamenten en klassieke regels zijn uit den boze en voor een persoonlijke inbreng of uitdrukking van eigen gevoelens is geen plaats. De idealen zuiverheid, harmonie en soberheid leveren, inmiddels, wereldberoemde en baanbrekende werken op.
Wat is dada?
Dadaïsme ontstond als een reactie op de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Bij een groep kunstenaars was de woede over de impact van de oorlog groot; het opblazen en radicaal vernieuwen van de kunst was hun reactie hierop. De heersende cultuur werd gezien als een aanfluiting. De optredens die de kunstenaars organiseerden gingen gepaard met veel lawaai en protesten.
De eerste dada-bijeenkomst vond plaats in het Zwitserse Zürich in 1916, maar de beweging spreidde zich al snel uit tot over de landsgrenzen, met kunstenaars actief in diverse Europese steden, tot zelfs in New York.
De kunstenaars van dada hielden zich bezig met experimentele mengvormen van beeldende kunst, poëzie, theater en grafisch ontwerp. Kunstenaars namen bestaande gebruiksvoorwerpen en maakten er net iets anders van, dan waar ze oorspronkelijk voor bedoeld waren. De zogenaamde readymades.
Bekend is het urinoir van Marcel Duchamp. Ook het strijkijzer van Man Ray is een icoon van de dada-beweging geworden. Hoewel de beweging slechts enkele jaren heeft bestaan, is haar invloed zeer groot geweest. De absurditeit, vernieuwingsdrang en absolute vrijheid van het dadaïsme is baanbrekend binnen de kunstgeschiedenis.
Fries expressionisme: Yn ‘e Line
Yn ‘e Line bestond uit Jan Frearks van der Bij (1922-2013), Pier Feddema (1912-1983), Sjoerd Huizinga (1898-1972), Klaas Koopmans (1920-2006) en Jaap Rusticus (1913-1972). Deze jonge kunstenaars vormden na de Tweede Wereldoorlog het gezicht van het modernisme in Friesland. Aan de individuele leden van de groep zijn de laatste jaren verscheidene tentoonstellingen gewijd, onder andere aan Pier Feddema en Klaas Koopmans. Van deze laatste gaat met name de belangstelling uit naar zijn gestichtstekeningen. In 2024 staat een tentoonstelling van Jaap Rusticus gepland in ons museum.
Dankzij de lessen van Herman Dijkstra (1904-1976) in Groningen kwamen de kunstenaars in contact met het werk van de vooroorlogse avant-gardebewegingen. Dit is ook wat zij wilden, vernieuwing! Dijkstra zelf was sterk beïnvloed door kunstenaars van de Groningse kunstenaarsvereniging De Ploeg. Net als bij de leden van De Ploeg, drong Dijkstra er bij zijn pupillen op aan dat ze kritisch op elkaars werk moesten zijn. Hoewel kritisch, konden ze ook veel van elkaar hebben en trokken ze regelmatig met elkaar op. Het geloof en kunst waren belangrijke thema’s, zowel in hun werk als een onderwerp van discussie.
Nachtboot: dromen in de sixties….
In Duurswoude, dicht bij Bakkeveen, werd in de jaren zestig van de vorige eeuw een voormalige openbare school omgebouwd tot een kunstcentrum waar een werkgemeenschap gevormd werd. Opgestart door Mare van der Woude (1936) en haar man Tseard Visser (1929-1979), voegden Boele Bregman (1918-1980) en David van Kampen (1939) zich bij het echtpaar. Alle vier zochten ze een nieuwe intellectuele vrijheid, een droomwereld, een andere vreedzame werkelijkheid. Twee van de vier hadden een kunstopleiding genoten, de andere twee waren autodidact.
Ze schilderden, beeldhouwden en schreven. Ze vormden een wereld waarin de poëzie van het woord en van het beeld in elkaar overgingen. Van Kampen en Visser maakten beelden van brons, ijzer en aluminium, die op verschillende wijzen werden gegoten of geassembleerd. Bregman en Van der Woude maakten schilderijen ‘en grafiek’, waarbij het soms lastig te zien is waar de één begon en de ander eindigde.
Ze voeren dezelfde koers, zoals ook bleek in het tijdschrift Nachtboot dat ze met z’n vieren maakten. Dit was de begeleidende catalogus van de nazomerexpositie in 1968 die in Houdmare, de naam van de galerie, plaatsvond. Het werd een éénmalige oefening, want het was tevens het laatste nummer van het tijdschrift.